Corona

Onzichtbare gevaren. Ze dicteren mijn binnenblijven. De muren een cocon om mij te handhaven.
Zelfgekozen isolement voelt mij doorgaans comfortabel. Op eigen benen, al zwalken die soms. Nu lijkt eigen niet meer van mij. Probeer ik te ruiken wat ons bedreigd. Het zien is me gelukt. Falende zintuigen. Net als begrip. Wat is dit? Mijn ganse dag gevuld met televisie kijken. Waar ik aansluit bij het dagelijks bestaan van een groep ouderen, die hun denken voorgeschoteld krijgen door een beeldscherm. Tel ik mee met de oplopende coronacijfers. Nummers voor mensen die overgingen naar het hiernamaals. Of uitstel krijgen tussen verzorgers in ruimtepakken. Op ic's happend naar adem en huidhonger. Mijn verlangen is nabij te zijn. In plaats daarvan vul ik mijn koelkast met ontsmette pakken groente. Aangepakt op afstand, om geen ademteug te vermengen.
Mijn wereld is twee blikvelden groot. Kijk ik achter uit het raam naar de kleine wereld van kinderen op het binnenplein. Die nog wel lawaai maken, buitenkomen, een eigen ritme hebben. In mijn hoofd, wordt het steeds stiller. Ben ik alleen nog maar. Zal ik dan straks, of wat dat straks betekenen mag, weer dansen in de straat? Wacht de scherpte van het eindig zijn. Nu is het steeds opnieuw beginnen, elke minuut. Kijk ik aan de voorzijde van mijn huis naar de overkant, naar de ouderen achter het glas. Die naar terugkijken. Twintig zuchten van elkaar verwijderd. Zwaaien we. Denk ik aan vluchtelingen, opeengepakt in kampen.
Zie ik wat ik nooit eerder zag.