Het haasje

Een hazenkerel roept uit luid: ‘ik ga de weidewereld in, ik trek erop uit’.

Tijdens zijn reis spitst hij zijn ranke oren en hoopt daarmee antwoorden te horen. Hij springt en rent van hot-naar-her en reist heel ver. Dan komt het moment van zijn eerste grijze haren en kan hij ook minder goed staren. Na zijn zoektocht en het stellen van al die innerlijke vragen begint het op een dag, haas te dagen. Als hij aankomt op een vaag bekende plek, denkt hij: word ik nu gek? Hier in dit veld is mijn reis begonnen waarop al zijn gedachten even verstommen. Dan buldert hij het uit van de lach! Ik ben weer terug bij af, dan ben ik nu toch echt het haasje, en dan dooft vredig zijn kaarsje.