Holbewoner



Het verweerde bankje lonkt. Ik stal mijn fiets er naast.
Dit is mijn favoriete plek in Oud-Zuilen.

Ik kijk naar de schapen. Als volleerde kapsters maken ze luid smakkend het gras korter. Er dartelen pasgeboren lammeren omheen. Tussen de grasrand en het smalle water maakt een zwaan een nieuwe woning voor haar aankomend kroost.
Hopelijk laat het schaapsvolk nog iets van haar beschutting staan. Zodat het nest verscholen blijft. Vader zwaan zwemt er vlakbij argeloos rond. Schijn bedriegt, klaar om een aanval in te zetten met zijn snavel en slagkracht van zijn vleugels. De grasgeur en een vleug verse mest kriebelt mijn neus.
Een knik van een passerende fietser. Een stil verbond tussen soortgenoten.

Ik hou van deze plek: de perfecte illusie van elke dag het vakantiegevoel. Vrij, en het stiekeme verlangen om even een holbewoner te zijn. Alleen bekend met een kleine omgeving. Zorgen die naar achter schuiven.

Een halve kilometer verder staan betonnen woonblokken, waar mensen moeite hebben rond te komen. Raap ik zwerfafval op. Ontbranden korte lontjes in de buurt. Verbergt de nacht meer, van minder fraais.  Ik merk het niet. Het hout kraakt onder mijn billen op de bank, al is het hier overwegend stil.

Als ik wat later wegfiets hoor ik de echo van de lokroep van de holbewoner.
‘Kom gerust nog een keer terug’.