
Zondagochtend
Het lijkt of de wereld is uitgezet. Een overheersende stilte. Zelfs geen zoemtoon. Het waarom van de stilte houdt mijn gedachten op deze zondagmorgen in bed bezig. Als er ineens een doffe knal klinkt achter het kantelraam van de slaapkamer.
Een soort geruis en dan gefladder. De jager met zijn zachte zwarte vacht miauwt en jaagt op een broedende moeder in mijn achtertuin. Haar nest ligt verscholen tussen blad en de kroon, op ooghoogte. Om de instincten van de Tobiassen en Pukkies af te weren plaatste ik uit voorzorg een obstakel. Een stok met een scherpe punt neergezet langs de stam van de uit-de-kluiten gegroeide struik. Ik ben bang dat dit niets doet. De argeloze stadsduif een voorbeeldige prooi.
Ik verlaat snel het warme bed. Op het ergste voorbereid. Op blote voeten naar de koele lucht van de straat. Nu verstoken van de geluiden van moeders met bakfietsen vol joelende kinderen en passerende auto’s. Ik kijk omhoog en zie dat de broedster onverschrokken op haar nest zit. Dit is blijkbaar een dag waar God de hand in heeft, de ironie van een zondag.
Deze stille morgen knaagt aan mijn geweten als ik me afvraag of zijn kracht ook inzetbaar is bij de recente aardbeving in Nepal? Torens van brokken puin van mens en dierresten. Een andere orde vormend. Wat heb ik gedaan voor deze mensen?
Een blaf van een hond breekt mijn gedachten opnieuw. Het is de spaniël van een overbuurman die te bedonderd om zijn hond uit te laten. En deze te kakken zet in de eigen achtertuin. Waar de blaf betekent; ‘ik ben klaar’ en de deuren van zijn kleine gevangenis weer openzwaaien en net zo hard weer dichtvallen.
Ik wacht één tel en ga weer naar binnen. Koffie dan maar.