Rafelkind

De meeuwen dragen mijn zoute tranen naar zee. Nooit meer jouw armen om mij heen.
Jij verliet dit hart.
Sloegen kraters, gaten in oude wonden.
De moederschoot een echoput van zeer.
Laten draden los, werd ik een rafelkind.
Zomaar op een najaarsdag in september.
Op een onverwacht moment.